Een vage herinnering
Kees was militair. Niet uit liefde of roeping, maar gewoon omdat hij niets beters te doen wist toen hij op zijn achttiende op zoek was naar een redelijk fatsoenlijke baan. Hij wilde gewoon het huis uit. Weg van zijn ouders en het avontuur zoeken. Korporaal Kees was nu twintig en zat bij de Koninklijke Luchtmacht. Veel avontuur had defensie hem niet gebracht. Dus zocht hij zijn vertier elders. Onze Kees was namelijk nogal een losbol en een feestbeest. Het grootste gedeelte van zijn soldij sloeg hij kapot in kroegen en discotheken. Ondanks zijn verlegenheid tegenover meisjes had hij regelmatig vriendinnetjes. Zo had hij eens twee afspraakjes tegelijk. Oeps! Daar had hij een probleempje! Maar Kees was inventief: hij sprak gewoon af in een café annex dansschool waarbij aan de voorkant een bruine kroeg was en aan de achterzijde een discotheek. De betreffende avond pendelde hij vrolijk van voor naar achter en vice versa, tot één van de meisjes hem door had en er boos vandoor ging. Kees had even spijt, maar ging de rest van de avond glimlachend met het andere meisje verder. Die had namelijk niets van dit alles gemerkt. Een week later echter was de spanning er al weer af en Kees ging weer op jacht naar een volgend vriendinnetje. En een volgend. Enzovoorts. Het was geen moedwil. Hij voelde zichzelf enkel nog veel te jong voor vaste verkering. Hij was een onschuldige flierefluiter. Vaak had hij niet eens door dat meisjes hem leuk vonden. Kees leefde voor het feesten en uitgaan. Eerlijk gezegd was Kees met zijn twintig levensjaren niet meer dan een kind. Althans: zo gedroeg hij zich. Als een puber.
Op een goede dag had Kees samen met twee collega militairen afgesproken de komende dag naar Nijmegen te gaan om enkele (vrouwelijke) collega’s, welke meeliepen met de vierdaagse, aan te moedigen en daarna eens flink te gaan stappen. Er was echter één probleem: ze hadden die nacht dienst. Ze moesten het fort bewaken. Of beter gezegd: een militaire vliegbasis ergens in Brabant. Tja: en hoe lost een mens zoiets in vredesnaam in vredestijd op? Vanzelfsprekend met slapen! Je kunt tenslotte niet uit gaan wanneer je moe bent. Dat is onverantwoordelijk. Dat houdt geen mens vol. Kees, de beroepskracht, was die nacht wachtcommandant aan de hoofdpoort en zijn twee dienstplichtige vrienden Fred en Ed zouden hem toevallig assisteren. De drie jonge mannen hadden afgesproken beurtelings wakker te blijven voor het geval dat er iets of iemand aan of voorbij mocht komen. Hoogstwaarschijnlijk zou er toch geen hond voorbij komen. Dachten ze! Ze maakten het zichzelf gemakkelijk met wat kogelvrije vesten als hoofdkussens en oude blusdekens om warm te blijven.
De vriend die wakker zou blijven, Ed, viel op een gegeven moment echter ook in slaap. Na enige tijd, het begon al licht te worden, werden de heren hardhandig gewekt door hun commandant, die op dat moment zijn ochtendronde aan het doen was. “Wel hier en ginder!” Wat is dit nu hier?” de commandant schudde aan Kees zijn schouder tot hij wakker werd. Snel werd er een vervanger geregeld en Kees werd in het arrestanten hok gezet. De commandant was schijnbaar niet zo gecharmeerd van deze actie. Rond de aflossingstijd werden de vrienden streng toegesproken. Hen werd verzocht zich later op de dag te melden bij de squadroncommandant (Afdelingshoofd). Om een lang verhaal kort te maken: de dienstplichtigen kregen als straf een weekend verzwaard arrest. Dat hield in dat ze het komende weekend niet naar huis zouden mogen. Kees echter was beroepsmilitair. Als wachtcommandant werd hij verantwoordelijk gesteld. Na enkele weken verzocht men hem naar de militaire rechtbank in Arnhem te gaan. Uiteindelijk werd hij daar veroordeeld tot tien dagen detentie in de militaire gevangenis te *Nieuwersluis.
Kees en zijn kameraden echter waren niet voor één gat te vangen! Nadat ze 's morgens nog trillend van angst voor wat er komen zou bij de Kolonel op het matje hadden gestaan, waren ze ’s middags gewoon vrij om te gaan en staan waar ze wilden. Wat deden de vrienden dus: ze reden in de oude Toyota van Fred naar Nijmegen en gingen daar gezellig langs de route staan. Bij een van de dranghekken zag Kees plotseling een leuke vrouwelijke politieagente staan. Hij gooide al zijn charmes in de strijd en knoopte een praatje aan met de schone deerne. Na enige tijd gezellig gekeuveld te hebben vroeg hij of ze geen zin had in een kopje koffie. De agente, die daar al enkele uren stond had daar wel oren naar. Ze had het onderhand koud gekregen en was moe. Aldus ging Kees, zo galant als hij was, even een kopje koffie voor haar halen. Toen hij even later met een warme kop koffie terugkwam stond de agente echter gezellig met zijn collega Fred te kletsen. Shit! Dat was niet de bedoeling! Hij gaf de leuke agente de koffie en probeerde zich weer in het gesprek te mengen, maar het mocht niet baten. De agente was meer in Fred dan in Kees geïnteresseerd. Dat was slecht voor Kees zijn ego. Doch niet voor zijn collega Fred. De liefde bloeide op en Fred en zijn politieagente Pien zijn later zelfs met elkaar getrouwd. Ze hebben leuke zoons gekregen en zijn nog steeds gelukkig met elkaar. Fred werd beroepsmilitair en is dat nog steeds. Over enkele jaren gaat hij al met pensioen. Zijn Pien is ook nog steeds bij de politie.
Kees echter had het na een paar jaar wel gezien bij defensie. Het militair zijn zat hem niet in het bloed. Hij was te onrustig, te creatief. Ook kon hij niet zo goed tegen het klakkeloos opvolgen van bevelen. Een bevel of een grote mond was prima: maar wel even beredeneren graag. En dat zat er bij defensie niet echt in. Dus Kees vertrok. Hij was en bleef nog lang kind en versleet diverse banen en leerde nog vele leuke meisjes kennen en vond uiteindelijk ook zijn muze, zijn lief, en is daar óók nog steeds mee samen. Kees is, ondanks dat hij vader is van drie schatten van kinderen, nog altijd een groot kind met teveel fantasie. En dat komt hem, als kunstenaar en schrijver, goed van pas. Van Ed is nadien niets meer vernomen. Uit het oog, uit het hart. Kees en Fred hebben zo nu en dan nog wel eens contact. Maar ze wonen te ver van elkaar om nog echte vrienden te zijn. Wellicht ooit weer eens?
Dit verhaal is gebaseerd op de waarheid. De namen echter zijn veranderd. Dat leek me veiliger voor de betrokkenen.
*Nieuwersluis was destijds berucht onder militairen vanwege de vermeende ouderwets zware tucht. Dat echter bleek later dus ontzettend mee te vallen. Het was meer een soort retraitre oord. Een weekje op je zelf. Lekker zen.
Hieronder een fragment uit het “Dagboek van een delinquent.” Of het verslag van een onbevangen jongeman in een militaire gevangenis.
Vandaag samen met een collega-delinquent hard gewerkt. Na het ontbijt eerst de was geruild. Er was gelukkig niet veel vuil goed, zodat we snel klaar waren met de rommel.
Om half negen werden we opgehaald door een Oppasser, welke ons meenam naar een gereedstaande, onopvallende auto met chauffeur. Deze bracht ons naar een plaats aan de Vecht, waar de roeiboten afgemeerd zouden liggen. Het bleek een luxe jachthaven te zijn. Dát hadden we dus absoluut niet verwacht. Ik was voorbereid op een oude, ommuurde vestinghaven voorzien van tralies en prikkeldraad. Niets van dit alles echter! De beheerder van de jachthaven liep wat te mopperen en vertelde dat hij ons pas volgende week ingepland had en nu dus geen tijd had voor ons. Maar na lang overleg en wat heen en weer gebel mochten we dan bij Gods gratie een boot er uit halen. De roeiboten lagen netjes op een rij op het uiterste puntje van de jachthaven. Wat een joekels zeg! Die krengen waren op zijn minst zeven meter lang en een kilo of drieduizend zwaar! En een dergelijk geval moesten wij met ons tweeën dan maar uit het water zien te krijgen. We kregen het al warm bij de gedachte. Gelukkig had mijn collega al eens eerder in zulke boten geroeid (ervaring?) zodat we de boot toch binnen redelijke tijd in het hijstoestel gemanoeuvreerd kregen. Wat een heidens karwei was dat zeg, als ik hier langer zou moeten blijven kreeg ik vast dikke spierbundels! Hierna hebben we met vereende krachten de boot op een lorrie (karretje op rails) geplaatst, zodat we hem naar zijn uiteindelijke bestemming konden brengen, waar we hem moesten kantelen en op balken leggen. Hierbij viel er nog een zware ballaststaaf uit de roeiboot op mijn tenen: een ijzeren blok van ongeveer vijftig kilo! AUW!
‘s Middags verplicht naar de kerkzaal geweest. De voorganger; een oude zemelaar van een dominee of priester, vertelde zo ontzettend boeiend, dat ik al snel in slaap viel en na anderhalf uur geheel verkwikt wakker werd.
Verder niet veel gebeurd vandaag. Wellicht gebeurt er morgen wél iets spannends of verrassend. Al hoop ik daar maar niet te veel op, het zou zo maar tegen kunnen vallen
Het is even over half tien en ik lig op bed nog wat naar de radio te luisteren en denk nog wat na over wat me vandaag en de afgelopen dagen allemaal is overkomen. Nu ik er goed over nadenk weet ik bijna zeker dat ik afgelopen. Maandag bij mijn aankomst de lampen van mijn Eend (Citroën 2CV) aan heb laten staan. Stom! Ach, dat zien we aan het eind van de detentie wel weer. Wie dan leeft, wie dan zorgt. Op de radio zingt Elvis Jailhouse Rock. Hoe toepasselijk!
Het was al met al redelijk gezellig vanavond. En leerzaam. Onze oppasser; een ietwat lijzige, vriendelijke Sergeant, vertelde ons over de verschillen tussen Militaire detentie en gevangenisstraf. En waarom we onze schoenen ‘s nachts buiten de deur moesten laten staan, waarom we geen riem mogen dragen. Even later mochten we een blik werpen in de isoleercellen. Brrrrr. Vreselijk, je zult er maar in terechtkomen, volgens mij ben je binnen vierentwintig uur hartstikke gek. Een der cellen was voorzien van een fel blauwe verlichting. Vorig jaar had terrorist Knut Folkerts van de Rote Armee Fraction hier nog. Ik krijg bijna medelijden met hem. Iedereen zou hier eens een poosje door moeten brengen. “Ter lering ende vermaeck!”
©gertdegoede