De Turkse kapper.
Jan was, als je erover nadenkt, enorm internationaal georiënteerd. Hij was verzot op pizza’s, pasta’s, Rucola, Bressaola en andere Italiaanse producten. Bij de Turkse supermarkt kon hij zich verlustigen aan Baklava, Turks fruit, verrukkelijke olijven en allerhande heerlijke oriëntaalse kruiden en specerijen. Een spontaan broodje dôner, kebab of shoarma vond altijd zonder moeite de weg naar zijn maag. Zijn overhemden zijn vrijwel allemaal in Indiase growshops gemaakt. Zijn nieuwe Diesel spijkerbroek komt uit Italië, is ontworpen door een Nederlander, en daarna geproduceerd in Turkije. Zijn geitenwollen sokken zijn, misschien wel vol liefde, met de hand gebreid in Noorwegen. De bril op zijn neus is van Deense komaf en het mooie Mondaine-spoorwegklok-horloge om zijn pols is vanzelfsprekend van Zwitserse makelij. Zijn auto is Zweeds, net als zijn slaapkamerkasten van IKEA. Als vrienden heeft Jan zelfs een politieman van Marokaanse afkomst en grote brede schoenmaker van Surinaamse afkomst.
Jan had alleen niet zo veel met Engelsen. Dit zat zo: als kind was hij namelijk doodsbang dat hij de Engelse ziekte zou krijgen. Er reed bij hem in het dorp vroeger een hele kleine man rond, op een verkleinde bromfiets, Dammes genaamd. En die had die ziekte ooit had gehad. En was daardoor nooit boven een Duitse AEG Lavamat bovenlader wasmachine uit gegroeid. Aldus moest hij van zijn moeder als opgroeiend kind uit voorzorg veel Spaanse sinaasappelen en IJslandse levertraancapsules eten. Ze aten bij Jan vroeger thuis trouwens al best gezond en internationaal voor die tijd: vitaminerijke Hongaarse paprika’s, Surinaamse kouseband en Griekse olijven. En dat lang voordat de rest van Nederland daar überhaupt van gehoord had. Ook had Jan ooit een Engels vriendinnetje gehad. Uit Wales of iets dergelijks. En dat was hem bij nader inzien óók niet zo goed bevallen. Hij betaalde nu nog steeds haar creditcard schulden af.
Maar Engelse drop daarentegen of Haggis uit Schotland, Belgische Chocolade, Zweeds knäckebröd, Hongaarse goulash, truffels uit Frankrijk, Ierse Whisky: Jan lust er wel pap van! Zo ook Griekse ouzo, Afrikaanse rooibos thee, zélfs twee keer een Oostenrijkse vriendin; je kunt het zo gek niet bedenken of Jan had het wel eens geprobeerd. Maar van één ding was het nog niet gekomen: een Turkse kapper! Hij was wel eens bij een Italiaanse kapper geweest. Dat was inderdaad wel eens gebeurd. Lang geleden op vakantie. En dat was hem toentertijd erg goed bevallen. Lekker knippen, heerlijk scheren en dan daarna een verrukkelijke warme handdoek in zijn gezicht. Dit alles zalig gecompleteerd door een ouderwets welriekend lotionnetje. Van zijn buurman had hij niets dan lovende woorden gehoord over de lokale Turkse kapper; welke volgens hem, een zeer bedreven en kundig haarkunstenaar was. Aangezien zijn eigen kapper de komende weken elders verplichtingen had, en zijn kapsel écht aan een flinke snoeibeurt toe was, trok hij voor deze ene keer, bij hoge uitzondering, tóch maar eens de stoute (Italiaanse en handgemaakte) schoenen aan.
Samen met zijn twee zoons toog Jan dus op een zekere maandagmiddag richting ”Kapsalon Marmaris”. Jan verwachtte dat het er bij een Turkse coiffeur net zoals in Italië, en vroeger bij een ouderwetse Nederlandse kapper, aan toe zou gaan. Dat het interieur gezellig oubollig zou zijn met glanzend mahonie en de geur van ouderwetse haarlotionnetjes en scheerzeep. Maar niets van dat alles. Het bleek een soort van leeggeroofde kale knipfabriek te zijn, met drie versleten kappersstoelen voor een morsige wand met drie brokkelige spiegels. Dit geheel werd omringd door originele imitatiestenen muren, die hoogstwaarschijnlijk gepleisterd en gedecoreerd waren door een neefje van de broer van de zus van die en die. Er stonden ten gunste van de wachtenden vijf verschillende harde terrasstoelen. Ook stond er nog een tuinbankje als wachtplek, maar daarop had de plaatselijke hangjeugd reeds plaatsgenomen. De kapsalon rook echter wél ouderwets naar sigarettenrook, dat dan weer wel. Jan zuchtte. Waar was hij aan begonnen?
Toen Jan, na lang wachten, bijna aan de beurt was, ging de opperkapper eerst nog even op zijn gemak naar een achterkamertje om, onder het genot van een sigaretje en een kopje instantkoffie met vijf klontjes suiker, een praatje te maken met de zojuist gearriveerde semi-Godfather van de familie. Hier was goed te zien dat Turken in sommige opzichten enorm op Italianen lijken. Deze stokoude “Padre de Familia” werd flink gekust, geknuffeld en in de watten gelegd. De opperkapper zelf ging zelfs nog even een pakje sigaretten voor hem halen om de hoek bij de Albert Hein. Gelukkig kreeg Jan ook een kopje instantkoffie, en hij en zijn zoons wachtten geduldig op hun beurt. Op een gegeven moment was de middelste kapper gereed en Jan duwde als eerste zijn jongste naar voren. Deze werd keurig geknipt, ondanks de onwennigheid van de kapper. De jongste heeft namelijk nogal veel van die lange, maar dunne, witte haren, waarmee de goede man, gewend aan stugge en krullerige mediterrane hoofden, zich duidelijk geen raad wist. De jongste werd allengs kaler, maar och: het zat best netjes. Als je niet al te nauw keek dan. En het groeit wel weer aan. Naast Jan en zijn andere zoon werd de rij wachtenden al maar langer en langer. Het viel Jan op dat hier in tegenstelling tot Nederlandse kappers niet werd gesproken tussen klant en kapper. Iedereen in de stoel onderging zijn lot en alle andere aankomende slachtoffers wachtten in alle stilte lijdzaam hun beurt af.
Uiteindelijk kwam de opperkapper weer terug van zijn pauze en verzocht Jan te gaan zitten. Hij vroeg hoe hij zijn haar wilde. Hetzelfde graag, maar dan ietsje korter. De uiterst vriendelijke man toog aan de arbeid. Jan’s haar werd echter zienderogen korter en korter, zelfs zijn trots, zijn zorgvuldig gekweekte bakkebaarden werden gekortwiekt! Na iedere knip werd er gecontroleerd of alles van gelijke lengte was. En aangezien dat vaker niet dan wel zo was, werd zijn haar allengs korter. Hij kreeg het zelfde kapsel als zijn buurman. Kompleet met pommade en strak gekamde zijscheiding. En dat terwijl hij normaal zijn haar in een vlotte middenscheiding droeg! In de spiegel staarde hem nu een soort van Hitler look-a-like aan. Jan besefte tot zijn grote schrik dat hij het zelf was. Ter afsluiting van het geheel werden zijn oren nog even met een brandend wattenstaafje afgefakkeld. Auw! Sorry! Hierna kon hij na betaling van 32 Euro contant in de achterzak van de opperkapper naar huis. Behoedzaam liep Jan naar buiten. Keek snel naar links en rechts, liep als een razende Roeland naar zijn auto, zette de jongens achterin en kroop achter het stuur. Vlug zette hij een zonnebril op. Voorlopig durfde hij zich niet meer buiten te vertonen met zijn derdegraads verbrande oren en über-beschaafde, maar veel te korte burgermanskapsel. Voor hem de eerstkomende maanden geen terrasjes dus.
Jan keek nog nahijgend door het achteruitkijkspiegeltje naar zijn verknipte kinderen. Hij schrok zich rot! Vergeleken met zijn andere zoon was hij er nog genadig afgekomen. Terwijl Jan op een kappersstoel onderhanden genomen werd, bleek zijn andere zoon op de meest rechtse stoel plaats te hebben moeten nemen waarachter een jonge (leerling?) kapper, met in zijn nek een ontzettend kek matje, stond. Jan’s zoon had nu dus ook een matje. En bovenop was hij zo goed als kaal. Nu nog een mooi glimmend trainingspak en hij kon zo als gabbertje door het leven. Zijn zoon had niets durven zeggen. Tja, en hoe moet je een kapper, welke je bijna niet verstaat vertellen dat je het niet zo mooi vindt? Mooi hè meneer! Lekkere koffie? Dankjewel. Tot ziens!
Jan nam zich voor nooit meer naar deze “kapper” te gaan. Nóóit meer naar die prutsers! Die knipselmaniakken! Die haarterroristen! Thuis gekomen pakte hij een huishoudschaar en knipte het matje van zijn zoon zo goed en kwaad als mogelijk af. Dat was beter! Stukken beter, al zei hij het zelf. En dan nu snel allemaal douchen en haren wassen. En dan maar bidden dat alles snel weer aangroeit! Volgende keer gaat hij weer gewoon naar zijn eigen bovenste beste en vertrouwde kapper. Dan maar een paar weken wachten!
©gertdegoede