Edward.
Het was een mooie herfstdonderdagmorgen. De zon scheen mild door een al ietwat dunner wordend bladerdak. Edward liep met zijn hond door de straten. De hond trok aan de riem. En reageerde zenuwachtig op zijn bevelen. Het stomme beest had hem zojuist bijna gebeten. Omdat Edward een beetje overdreven gereageerd had toen de hond midden op de straat gepoept had. En hij er met zijn gedachten ergens anders, er met zijn grote voeten in was gestapt. Ach: die hond kon er ook niets aan doen. Het lag aan hem. Vliegensvlug gleed hij met zijn vingers door zijn haar. Hijzélf was bloednerveus. En een beetje bang. Nee: niet bang. Hij was nooit bang. Om de dooie dood niet! En zelfs als hij bang zou zijn, dan zou niemand dat aan hem merken. Nee, natuurlijk niet! Slechts zijn hond voelde wat er in zijn hoofd speelde. En dat was al irritant genoeg.
Mensen die Edward een beetje kenden wisten dat hij sterk was. Een grote brede vent met een klein hartje en een stoere, doch vriendelijke uitstraling. Hij kwam wellicht wat verlegen en onhandig over, maar als je hem wat beter kende was hij gewoon een leuke vent. En hij zag er goed uit. Men vond het daarom maar vreemd dat hij al weer zo lang alleen was nadat zijn vrouw er vijf jaar geleden vandoor was gegaan met de glazenwasser. Maar nu zou daar wellicht verandering in komen. Edward had namelijk een afspraakje vanmiddag. In een cafeetje in de stad. Met een vrouw. Hij had zich na lang aarzelen ingeschreven bij een datingsite. En zo was hij met haar in contact gekomen. De vrouw leek hem, door de gezellige en warme mailtjes die ze hem stuurde, erg leuk. Hij had echter nog geen foto van haar gezien. En hij wist niet waar ze woonde. Hij wist eigenlijk zo goed als niets van haar. Dat leek haar veiliger. Ze had al wat negatieve ervaringen gehad met voorgaande internetdates; vandaar! Dus was Edward nerveus. Waar moest hij het straks over hebben? Wat moest hij aan? Wat voor luchtje moest hij op? Hij zou het eens aan die leuke jonge knul vragen die zo nu en dan op zijn hond paste. Die was een jaar of achttien. En zou daardoor vast beter dan hij weten hoe je zoiets aan moest pakken. Die zat tenslotte nog midden in het versieren en versierd wórden proces. Hij zou meteen maar even sms’en. Hij wilde tenslotte niet de verkeerde dingen zeggen. Óf de verkeerde kleding aantrekken. En vooral: niet ál te opgedirkt de strijd aangaan. Want zo kwam het hem voor. Als een strijd. Want hoe zou ze in het echt zijn? Zou ze wel écht zo leuk zijn als ze op het internet leek? En hoe zou ze hem vinden? Wat als ze net zo bazig was als zijn ex? Of nog erger: wat als hij haar nu wel leuk zou vinden en zij hem niet?
Allerlei vragen spookten door zijn hoofd. Edward schrok op uit zijn overpeinzingen door een krachtige ruk aan de riem van zijn hond. Hij viel bijna om. Van schrik let hij los. Die rothond was er vandoor gegaan! Zomaar! Of eigenlijk niet zomaar, aan het eind van het bospad was een enorme hond opgedoken. En zijn hond rende daar nu op af. Zijn irritante, maar lieve kleine Fokkie vloog zomaar luid blaffend op die grote bouvier af! Hij kon roepen wat hij wilde, maar dat eigenwijze beest luisterde vanzelfsprekend niet. Hij rende erachteraan om te redden wat er te redden viel. Maar de honden leken elkaar te kennen? Ze dansten om elkaar heen likten elkaars koppen? Wat was dit nu? Een eindje verderop kwam een lachende vrouw aangelopen. Ze riep: Hé Fokkie! Wat doe jij hier? Is dit nu jouw baasje? Dan zie ik die ook eindelijk eens! Hoi baasje: ik ben Els. Els Groenendijk. Ik woon in de rij achter jouw huis. Mijn zoon past weleens op jouw hond. Wat een ontzettend leuk en lief beestje heb jij zeg! Écht een schatje! Heb je zin om een stukje mee te lopen? Daar had Edward wel oren naar en ze vervolgden gezellig keuvelend hun wandeling. Els bleek al enige jaren weduwe te zijn en wat nog belangrijker was: ze zag er leuk uit en was ook nog vlot in de omgang! Edward vond het jammer om nu al afscheid te nemen en ze spraken af volgende week nog eens gezamenlijk in het bos de honden uit te laten. Terwijl hij Elsje en haar bouvier nakeek aaide hij zijn hond en zei tegen hem: goed gedaan Fokkie! Dat is nog eens een leuke vrouw!
Edward draaide zich om en ze togen huiswaarts. Daar aangekomen gaf hij zijn hond wat water en vulde de voederbak met brokken. Daarna ging hij naar zijn slaapkamer, pakte zijn goede pak uit de kast en hield het voor zijn lichaam. Hij keek in de spiegel. Nee. Dat was niets. Net alsof hij naar een begrafenis moest. En zo voelde het ook wel een beetje als hij eerlijk was. Eigenlijk wilde hij niet meer. Maar nu de afspraak afzeggen vond hij ook niet meer kunnen. Misschien moest die vrouw wel van ver komen en was ze al een eind onderweg? Hij besloot zijn gewone, dagelijkse kloffie maar aan te houden en gewoon te kijken hoe het zou lopen. Hij was niet eens nerveus meer. Els had hem op de een of andere manier tot rust weten te brengen. Een leuke vrouw die Els. Hij verheugde zich al op volgende week.
’s Middags liep hij naar het café waar hij met zijn internet date afgesproken hadden. Bij een bloemenstalletje kocht hij een anjer. Ze waren overeen gekomen dat ze hem aan een anjer in zijn knoopsgat kon herkennen. Zijzelf zou niets herkenbaars dragen. Ze had hem met een knipoog-smiley gemaild dat ze dan altijd nog weg kon vluchten als hij haar op het eerste gezicht niet beviel.
Waar was hij toch aan begonnen! Straks kwam ze niet opdagen! Dan zat hij hier maar in zijn eentje. Ach, wat gaf het ook! Hij stapte het café binnen en keek om zich heen. Gelukkig: er was op de barkeeper na, nog niemand binnen. Hij bestelde een borrel, sloeg die snel achterover en vroeg om een biertje. Hij pakte een krant, liep naar een tafeltje, en ging zitten. Nog voor hij de krant open kon vouwen kwam er een verwilderde vrouw binnen. Ze liep op zijn tafeltje af en vroeg hem om een broodje en een biertje. Dit was toch zeker niet de vrouw waar mee hij afgesproken had? Ze keek agressief uit haar ogen en herhaalde haar vraag, maar nu een stuk dwingender. “Kom kom Beppie!” Met een brede glimlach bevrijdde de barkeeper hem. “Val die klant nu niet lastig! Kom hier maar aan de bar zitten, dan krijg je een lekker kopje koffie van me.” Sorry meneer, ze weet niet beter! Pfff. Edward slaakte een zucht van verlichting en knikte begrijpend. Hij opende snel de krant en probeerde wat te lezen. Weer ging de deur open. Tingelingeling deed de bel. Er kwam een vrouw binnen. Ze was samen met een andere vrouw. Ze begroeten hem en gingen aan het tafeltje naast hem zitten. Hij raakte in gesprek met de dames en vergat bijna waarvoor hij hier was. Wat een leuke vrouwen! De tijd vloog. Gezellig! Na verloop van tijd keek hij eens op de klok. Waar bleef ze toch?
Een van de dames lachte naar hem, verontschuldigde zich, pakte haar telefoon en toetste een nummer in. Sorry hoor! Ik moet heel even bellen. Ze wachtte tot er opgenomen werd en sprak: hoi Els! Ja hoor, je kunt gerust binnenkomen. Het is echt een leuke man! Edward trok zijn wenkbrauwen op. Els? Wat hadden die dames bekokstoofd? Sorry hoor, sprak een van de dames, maar mijn zusje heeft een afspraakje met u. En ze durfde eigenlijk niet. Daarom zijn wij vast vooruit gegaan. Om even te checken of u wel écht leuk was. En gelukkig is dat zo. Maar wacht eens even: ik ken u toch? Van gezicht dan hè? Woont u niet in de buurt van Els? U heeft toch dat leuke hondje? Els kwam binnen. Toen ze Edward herkende kreeg ze een blos op haar wangen. Het spijt me: stamelde ze. Niks geen spijt sprak Edward. Hij begroette haar met een grote glimlach en vertelde dat hij blij was dat zij zijn afspraakje was. Dat hij bijna de afspraak afgezegd had omdat hij háár vanmorgen zo leuk had gevonden. De zus en haar vriendin vertrokken. En Edward en Els vertrokken ook. Gearmd liepen ze naar het huis van Els. En Edward ging er die dag niet meer weg! Of toch wel: om zijn hondje op te halen! J
©gertdegoede2012