Na een middagje kletsen met vrienden in  het plaatselijke café was ik de laatste van ons die nog aan de bar zat. Mijn verrukkelijke Westmalle Dubbel was nog halfvol. Vandaar. Aan de andere kant van de bar zat een leuke vrouw. Kort, blond koppie. Verzorgd. Leuk figuurtje. Mooie kleren aan. Beetje brutale uitstraling. Én: ze gaf me een vette knipoog. Ik lachte naar haar en hief mijn glas op. Proost zei ik. Op de gezondheid van de wereldbevolking. Ze lachte hardop. Een volle, gulle lach. Een mooi gebit. Normaal let ik daar niet zo op, maar nu dus wel. Een schitterende mond met tanden. Ze pakte haar tasje en maakte aanstalten om op te staan. Bevallig gleed ze van haar barkrukstond, stapte richting de uitgang en wilde vertrekken. Ze aarzelde even, draaide zich weer in mijn richting en liep gespeeld heupwiegend op me af. Ze stopte vlak voor me, streelde met haar vinger langs mijn wang, tilde mijn kin een weinig op en vroeg me: ken ik jou toevallig niet ergens van?

Ken ik jou niet ergens van? Wat een dooddoener! Zoiets vraag je toch niet meer tegenwoordig? Nee schat, antwoordde ik, terwijl ik rechtop ging zitten. Ik ken jou nergens van. Helaas! Maar ik wil je best leren kennen hoor. Hoe heet je? Miep! Het klonk spontaan. Ze had een sexy, enigszins schorre stem. En jij? Hans. Hans de Haan. H de H. Leuke voornaam heb je. En hoe heet je van achteren? Ze draaide zich lachend om, ging enigszins voorover staan en zei: vraag dát maar aan m'n achterste. Van voren heet ik Miep. Kort, krachtig en vreselijk ouderwets ja! Maar we doen het er maar mee. Ze draaide zich weer om. Jammer. Ze had mooie billen. Maar van voren was ze ook niet verkeerd. En ze had een vrolijke lach. En een open gezicht. Heb je iets te doen vanavond vroeg ze. Ik antwoordde dat het me speet, maar dat ik helaas  zo zou vertrekken. Het was tijd om eten te gaan koken. Sorry lieve Miep, maar over een uur is mijn vrouw thuis. Jammer! Ze sprak het vol overtuiging uit. Het had zo mooi kunnen zijn vertelde ze. Hoe bedoel je? Vroeg ik haar.

Miep keek me even ernstig aan en ging naast me op een lege kruk zitten. Ze pakte mijn hand en keek me diep in mijn ogen. Even voelde ik een rillinkje over mijn rug glijden. Wat moest ze van me? Goed: het was een leuke meid, maar het voelde toch een béétje vreemd. Ze was mij iets té amicaal. En ik ben van huis uit nogal verlegen. Ze merkte mijn schrikreactie en begon te lachen. Haha, je bent toch niet bang voor me hè? Sorry dat ik je een beetje overrompel met dat handje vasthouden en aankijken enzovoort, maar ik voel iets. Nee: ik ben niet gek, wees maar niet bang. Ik voel gewoon een soort van vibratie tussen ons. Er lijkt iets wezenlijks tussen ons te zijn, sprak ze. Ze bewoog haar vinger op en neer tussen ons twee. Jij voelt anders dan anderen. Ik weet het niet. Het klinkt wellicht vreemd, maar ik voel geen lust of iets dergelijk, eerder een soort van verbondenheid. Maar die lust kan altijd nog komen nietwaar? Ze draaide zich lachend richting de bar, dacht even na en draaide weer terug. Ze trakteerde  me op een vette knipoog. Jij bent toch toevallig geen Volvorijder hè? Wel? Ik wist het!  Toch geen 245 station? Wel?  Zie je wel! Ik wist dat we iets gemeenschappelijks hadden. Ik heb ook een auto. Een rode! Ze begon hardop te lachen en gaf me een spontane kus op mijn wang. Vrijwel direct daarna stond ze op. Zonder afscheid te nemen liep ze richting de uitgang. Halverwege keek ze over haar schouder, knipoogde even, schudde met haar bevallige billen en sprak: eet smakelijk straks! Ik heet trouwens “de Hen” van achteren, Hetty de Hen! Óók H de H dus! Toevallig hè? Ze gaf zichzelf een speels tikje op haar bil. En begon te schaterlachen, liep verder, en stapte naar buiten, zomaar de wijde wereld in. Tja, peinsde ik: het had zo mooi kunnen zijn. Ik lachte wat in mezelf, nam een laatste slok, betaalde en vertrok ook naar huis.

Voor het café bleef ik nog even stilstaan om aan het felle daglicht te wennen. Even verderop zag ik haar een lingeriezaak binnen gaan. Ze zag me en zwaaide nog even. Ik zwaaide terug, nam mijn fiets uit het oude Palm-fietsenrek, stapte op en reed naar huis. Thuis aangekomen keek ik naar mijn auto die voor de deur stond. Shit! Er zat een enorme deuk in en een grote kras. ik liep naar mijn auto toe en streelde over de deuk. Er zaten sporen van rode verf op. Rode verf? Achter de ruitenwisser stak een briefje. Gelukkig! Op het briefje stond geschreven: Sorry, sorry, sorry! Tot mijn spijt ben ik vanmiddag tegen je auto opgereden. Ik ben nu eenmaal een beetje onhandig. Kom je vanavond even langs om het een en ander te regelen? Ik ben je nieuwe buur van vijf deuren verder. Op zesentachtig. Het zou toch niet waar zijn? Er stond ook een telefoonnummer op. Ik toetste snel en verwachtingsvol het nummer in op mijn mobiel. Het duurde even voor er aan de andere kant opgenomen werd. Een zwaar doorrookte en nichterige stem nam op met: Hallo, met Anthony Dijkgraaf. Wat kan ik voor je doen schat?