Zondagmiddag. Half oktober. Herfst. Een zonnig terrasje op het platteland. Het platteland dat ons thuis is. Het is nog warm buiten, zodat ik mijn jasje uit kan doen. Eerst maar een lekker volschuimbekkende cappucino. En daarna iets lekkers. Ik bestel de truffelkip op meergranenbrood. Daarbij een Cabernet Sauvignon. We zitten met het hele gezin te genieten van de zon, het lekkere eten en elkaar. Tenminste bijna. De middelste heeft een opstandige bui en gaat met een kwarrig gezicht aan de overkant van de straat op een bankje zitten. Ach die trekt wel weer bij.

Naast ons zit een mooi jong stel. Hij een gebruinde adonis. Een echt sportschooltype. Breed opgepompt lichaam. Gezond. Mooi. Hij drinkt Spa blauw. Toppunt van degelijkheid. Een beetje saai dus. Het meisje is mooi. Ouderwets mooi. Voor huidige begrippen heeft ze wellicht een iets te rond toetje, maar oh . . . wat is ze mooi. Warme ogen. Niet te volle lippen. Haar lange blonde haar waaiert om dat perfecte, lieve gezichtje. Ze zijn elkaar aan het bekijken. Aftasten.. Duidelijk een eerste afspraakje. Zij is ietwat verlegen. Niet giechelig, maar verlegen zoals alleen jonge meisjes verlegen kunnen zijn. Net als onze eigen oudste eigenlijk als er een nieuw vriendje in het spel is. Ze praat veel. Ze heeft een prettige stem. Echt zo'n stem waarop ik als jonge jongen verliefd op zou zijn geworden. Deze meisjes leken mij altijd onbereikbaar. Tot ik mevrouw de Goede tegenkwam natuurlijk. Het meisje verteld over zichzelf.

Op de een of andere manier voel ik me een beetje een voyeur. En dat terwijl ik haar niet eens goed kan zien. Ze zit namelijk een beetje schuin achter me. Maar ze heeft een warm aura. Ik voel haar meer dan dat ik haar zie. Ze vertelt verlegen haar verhaal. Ik ben stuntvrouw zegt ze schuchter. Alsof ze zich daar enigszins voor schaamt. Ben er per ongeluk ingerold terwijl ik op vakantie in de Verenigde staten was. Mevrouw de Goede vraagt of onze middelste er weer bij komt zitten. Hij komt nors kijkend naar ons tafeltje gelopen. Mevrouw de Goede en ik kijken elkaar zacht glimlachend aan. We kennen onze pappenheimers. Nog even en meneer is weer ontdooid. Wij weten dat ondertussen. Alleen hij nog niet. Zal nog wel even duren voor zijn puberhormonen tot rust komen. De strijd met zichzelf en de wereld daar om heen. Zoals alle pubers dagelijks strijden.

Ik luister weer naar het meisje. “Ik kreeg een maand de tijd om mezelf te bewijzen. De volgende morgen moest ik al van een hoge stellage afspringen. Doodeng! Toch maar gedaan. Wat een kick gaf dat zeg! De adrenaline kriebelde door mijn lichaam. Het leek of mijn hele lijf borrelde.” Weet je dat als je bungee jumpt en je adem in houdt het net is alsof je longen barsten? De jongen knikte. En zei niets. Hij bestelde een oosterse schotel. Zij een tonijnsalade. Met meergranenbrood. Ze bleef doorratelen. Heerlijk. Ze ratelde op een leuke manier. Niet dat doorratelen zoals volwassen vrouwen dat kunnen doen als ze hun zin door willen drijven. Je ziet dat vaak bij middelbare echtparen waarbij de kinderen net de deur uit zijn. De man zegt dan bijvoorbeeld: ik wil onze dochter helemaal geen geld meer geven. Ze heeft verdorie een goede baan. En verdient veel meer dan wij verdienden toen we net begonnen. Laat haar maar eens wat verantwoordelijker en vooral: zuiniger worden! Dat moet ze toch ooit een keer leren. Ze is verdorie al zesentwintig! Dan begint het. De vrouw en haar tirade. “Het zijn heel andere tijden dan toen wij begonnen. De huren zijn veel hoger. En als ze ooit nog aan een fatsoenlijke vent wil komen zal ze toch een beetje leuk voor de dag moeten komen. Dan is het toch niet zo erg dat ik haar een keertje mee uit winkelen neem. En haar wat leuke kleren, en spulletjes voor haar huisje geef? Toch? En dat ik haar zo nu en dan wat toestop zodat ze eens leuk met haar vriendinnen uit kan?” Zo blijft de vrouw dan minimaal een half uur doororeren. Ratelen. De man geeft uiteindelijk, om van het gezeur af te zijn, maar toe.

Het meisje naast me ratelt echter van verlegenheid. Nervositeit. Ze vergeet erbij te eten. Blij dat ze kan praten. Verontschuldigt zich dat ze teveel praat. Ze lijkt me een beetje eenzaam. Het sportschooltype is allang klaar met eten. Wij ook. Jammer. We vertrekken bijna. Graag had ik nog een poosje naar het lieve kind geluisterd. En hoop dat ze erachter komt dat de man naast haar niet zo heel erg inspirerend is. Ze schuift hem de helft van haar tonijnsalade toe. Ze verteld over de foute mannen in haar vak. En ook over de echt stoere. Wat ze allemaal doen en kunnen. Dat een collega van haar al zijn tanden kwijt is geraakt door een mislukte stunt. Omdat hij zichzelf niet goed voorbereid had. En bij het neerkomen op de grond hardhandig met zijn eigen knie zo goed als al zijn tanden eruit had geslagen. Ze vindt ze stoer. Vertelt dat sommigen dagelijks met de Brad Pitt's en George Cloony's samenwerken. En dat die stoere mannen als een kind zo blij kunnen zijn als ze in Nederland bij haar mogen logeren. Omdat er bij haar in de straat wel drie coffeeshops blijken te zijn. Zo blij als een klein kind in een snoepwinkel. Ze is verwonderd. Verwonderd omdat ze het niet begrijpt. Omdat ze zelf nog nooit een coffeeshop van binnen heeft gezien. Verwonderd over stoere mannen die uiteindelijk toch niet zo stoer blijken. Dat spreekt ze echter niet uit. Niet tegenover de Adonis. Die begrijpt zoiets toch niet. Zal het wellicht ook nooit begrijpen. Alleen weet het meisje dit op het moment niet. Zij staat nog open voor alles. En weet niet dat er ook mensen zijn die eigenlijk liever alleen over zichzelf vertellen. Ze vertelt slechts summier over haar eigen stunts. Wel zegt ze dat ze er eigenlijk mee zou moeten stoppen. Voordat ze te veel littekens heeft. Nu kan ze nog ander werk zoeken. Misschien iets met dansen. Dat deed ze vroeger. Ze heeft de dansacademie gedaan van Lucia de Markas.

De adonis kijkt naar haar, hoort haar, maar luistert niet. Ik heb het idee dat hij dolgraag over zijn eigen boeiende sportschoolleven wil vertellen, maar er niet tussen durft te komen. Hij is gevangen. Gevangen door haar aanwezigheid. Het lijkt of hij weg wil. Terug naar zijn eigen wereldje. Ik niet. Ik wil nog blijven. En luisteren. Naar haar. Uren lang. We staan op. Kom, laten we nog een ijsje eten zeg ik om mezelf lost te maken. Van haar. Van dat mooie meisje. Voor ik in haar verdrink. Verdrink in deze sirene*. Zacht pak ik de hand van mevrouw de Goede. En kus haar. Warm zijn haar lippen. Haar ogen lief. Ze is mooi. Ik hou van haar.

 

                             

*Sirenen waren in de Griekse mythologie halfgodinnen die mannen verleidden met hun mooie gezang