In de aanbieding.
Afgelopen donderdagmorgen stond ik om halfnegen al bij de Lidl binnen. In opdracht van mijn geliefde. Of ik even een roze hardloopjack en een zwart met roze afgebieste sportcapri wilde halen. En of ik dan meteen ook maar even een zwarte compressietop met daarbij passende compressiebroek, plus een sportbeha wilde meenemen. In de folder stond dat de aanbieding vanaf donderdag gold, dus maar meteen 's morgens vroeg op pad getogen. Ik had al visioenen van graaiende, verwilderde vrouwen voor me, maar het viel mee. Het was zelfs nog betrekkelijk rustig in de super. Een Lidl doet me op de een of andere manier altijd een beetje aan Italië herinneren. Daar heb je ook van die buurtsupers waar je van alles en nog wat kunt kopen. Echter hetgeen je echt nodig hebt, is er nooit op voorraad. Altijd kom je dan met je armen vol spullen naar buiten die je niet nodig hebt. Ach; wie weet is het ooit wel handig. En het was zó goedkoop!
Bij het schap met de sportaanbiedingen aangekomen bleek alles er zowaar nog te zijn. En nog in de goede maten ook! Naast me stond een leuke jonge vrouw van zo'n jaar of dertig. Ze had een dochtertje van een jaar of drie/vier bij zich, die ze haar uitgezochte aanbiedingen gaf, met het verzoek deze alvast in het karretje te leggen. Het lieve kind deed dat en wij keuvelden nog wat over ditjes en datjes, terwijl we nog wat in het schap aan het snuffelen waren. Zodra we klaar waren draaiden we ons om en wilden ons karretje pakken om verder te winkelen. Haar karretje was echter, op een stapel tekeningen van het meisje en één sportbroekje, geheel leeg! Haar karretje was compleet leeggeroofd! We hadden toch duidelijk gezien dat het kind alles netjes in het karretje gelegd had. Samen hebben we maar weer alle artikelen die ze nodig had uitgezocht. Maar helaas: niet alles was er meer. Wat bezielt mensen toch om andermans karretjes leeg te plunderen? Belachelijk!
Een eindje verderop kwam ik een man tegen die ik regelmatig door het dorp zie fietsen. Hij is een beetje een dorpsgek. Maar wel een leuke. Het is een klein vrolijk mannetje, met een enorme uilenbril en twee gigantische gehoorapparaten in zijn grote oren. Hij keek ietwat droevig uit zijn ogen en stond duidelijk een beetje met zijn ziel onder de arm. Ik begroette hem met een glimlach en een vrolijk "Goedemorgen!" En wilde verder gaan. Maar helaas, zo makkelijk kwam ik er niet van af. Wat ben ik blij dat ik een vrolijk gezicht zie sprak hij, en de man klaarde zienderogen op. U weet niet wat ik vanmorgen meemaak meneer! Het lijkt wel of iedereen chagrijnig is vandaag. Het begon thuis al. Iedereen kwam met een gezicht op halfelf naar beneden. Ik ben daarstraks bijna geschept door een auto, en het enige wat de bestuurder deed was grijnzen* en zijn middelvinger opsteken. En hier binnen botste ik per ongeluk met mijn karretje tegen een vrouw op. En die begon met toch tegen me uit te varen! Nou vraag ik je meneer, da's toch niet normaal meer? Iedereen is tegenwoordig maar aan het mopperen. Niemand is meer vriendelijk! Er is niets meer aan zo. Ik knoopte een praatje aan, maar had daar al spoedig spijt van. Ik kwam niet van hem af. Ach, ik had alle tijd dus ik liet hem maar uitrazen. Hij moest duidelijk zijn hart eens luchten, en waarom dan niet bij mij? Waarschijnlijk liepen de meeste mensen na een eerste kennismaking met hem zo spoedig mogelijk weg. Plus: volgens het woudlopershandboek moet je elke dag een goede daad doen, dus bij dezen dan maar.
Na ongeveer een kwartier wist ik me met een smoesje te bevrijden en spoedde me naar het volgende schap. Achter me hoorde ik een vrouw zeggen: mag ik er even langs meneer? Maar natuurlijk mevrouw hoorde ik de uilenbril zeggen. Ik draaide me stiekem om en zag hem hartelijk de hand schudden van de betreffende dame. Opnieuw stak hij, hierbij duidelijk genietend, zijn verhaal af. Even later had ik mijn boodschappen bij elkaar en passeerde hen weer. Hij stond nog steeds te oreren. De vrouw stond er ietwat bedremmeld bij. Ik pakte haar arm en sprak: kom schat, we moeten verder! De vrouw volgde me enthousiast en slaakte een zucht van verlichting. Ze sprak uit de grond van haar hart: dank je wel! Ik dacht dat ik nooit van hem af zou raken. Toen ik even later afgerekend had en mijn spullen in de auto gezet had liep ik terug om het karretje terug te zetten. Ik zag door het winkelraam de man met de uilenbril bij de kassa staan. Hij stond zijn verhaal alweer af te steken. Hij had in de caissière weer een slachtoffer gevonden. De rij werd steeds langer. De bofkont!
* Grijnzen is Brabants voor mopperen.